Wat leuk dat je ons e-magazine openslaat. We nemen je mee in de gebeurtenissen van afgelopen halfjaar. Welke momenten hebben ons geïnspireerd? Je leest het in dit digitale tijdschrift van ActiZ.
Een aantal hoogtepunten van het afgelopen halfjaar op een rij.
Een groot gedeelte van Nederland is gevaccineerd, er kwam een nieuwe coronavariant op en de mondkapjesplicht is opgeheven. In het afgelopen halfjaar is (wederom) veel gebeurd. In zowel de ouderenzorg als binnen ActiZ. Onze sector liet enorm veel inzet zien. Er werd alles aan gedaan om de roosters rond te krijgen. Er werd overgewerkt en veel samengewerkt. Alles om toch de zorg grotendeels te blijven leveren. Petje af.
Binnen het ActiZ bureau trapten we dit jaar af met de lancering van een nieuw online platform. Tegelijkertijd werden nieuwe redactieformats geïntroduceerd. Rubrieken zoals ‘Appen met’, ‘Vijf Vragen’ en ‘Vernieuwers’ zijn niet meer van ons platform weg te denken. Verschillende formats komen ook in deze bundel terug. Wij hebben afgelopen halfjaar al verschillende ActiZ-leden mogen interviewen voor inspirerende verhalen én hopen dit jaar nog meer mensen te spreken. Want er is meer dan genoeg te vertellen over de bruisende sector van de ouderenzorg.
Of je nu net terug bent van vakantie, niet met vakantie bent geweest, thuis bent gebleven of dat de vakantie nog moet beginnen. Blader op je gemak door dit digitale magazine en laat je inspireren.
Ps. Op de laatste pagina van het e-magazine deelt ActiZ leuk nieuws, dus blader snel door!
De redactie van ActiZ
Voedselverspilling in zorgorganisaties kan worden verminderd door gerichter in te kopen en anders uit te serveren. Helaas blijft er nog te vaak eten en drinken over dat nog goed is voor consumptie. Zorgorganisatie Mijzo heeft daar iets op bedacht.
Malou Boers (beleidsadviseur ActiZ) spreekt erover met Bart Bergmans (Manager facilitair bij zorgorganisatie Mijzo).
Voedselverspilling in zorgorganisaties kan worden verminderd door gerichter in te kopen en anders uit te serveren. Helaas blijft er nog te vaak eten en drinken over dat nog goed is voor consumptie. Zorgorganisatie Mijzo heeft daar iets op bedacht.
Malou Boers (beleidsadviseur ActiZ) spreekt erover met Bart Bergmans (Manager facilitair bij zorgorganisatie Mijzo).
Hoi Bart, wat een leuke en duurzame innovatie. Wat is Too Good To Go precies?
Het is een app met de slogan ‘Red eten, help de planeet’. Aanbieders zoals winkels, bakkers en restaurants kunnen producten op dit platform aanbieden die niet verkocht zijn of bijna over de datum zijn.
Consumenten kunnen via de app het eten voor één derde van de oorspronkelijke prijs kopen.
Hoe zijn jullie op het idee gekomen om het op een zorglocatie te doen?
Een medewerker van Mijzo kende de app Too Good To Go en kwam op het idee om dat ook op de zorglocaties te doen. Ik heb meteen gebeld en twee weken later zijn we gestart.
Dat is met veel initiatieven rondom duurzaamheid, je moet het gewoon gaan doen. Dit initiatief sloeg meteen aan.
Wat biedt Mijzo dan aan op het platform?
We bereiden als zorgorganisatie niet alleen maaltijden voor onze bewoners, maar ook voor bijna 200 mensen in de gemeente via tafeltje dekje. Zij krijgen een maaltijd thuisbezorgd en kunnen het zelf opwarmen in de oven of magnetron.
Gemiddeld houden we zo’n 3 à 4 maaltijden per dag over, deze zetten we dan op de app.
En die maaltijd halen mensen dan bij jullie op?
Inderdaad, we werken nu mee met drie locaties. Daar kunnen de klanten de ‘Magic Box’ bij de ingang van ons restaurant ophalen.
De consument weet bij de bestelling dan niet precies wat die krijgt. Bij ons kunnen mensen een ‘tafeltje dekje’ maaltijd bestellen, maar wat er precies op het menu staat is een verassing.
Leuk zeg! Wordt er veel gebruik van gemaakt?
Ja zeker, het sloeg eigenlijk meteen aan. Ik had zelf niet gedacht dat het zo goed zo lopen in een klein dorp, maar niets blijkt minder waar 😉. Van jonge gezinnen tot ouderen: ze komen het allemaal afhalen.
We zetten hiermee ook in op de wijkfunctie van de zorgorganisatie, want er komen allemaal verschillende buurtbewoners naar de locatie.
Dat begrijp ik. En wat zijn de recensies tot nu toe?
Iedereen vindt het superlekker, dat is ook wel leuk om te horen van buitenstaanders! We krijgen 4,7 van de 5 sterren voor onze maaltijden.
De boxen kosten ook maar €2,50 op de app. Daarvan dragen wij €1,19 af aan het platform
Financieel heeft het dus weinig voordelen?
Je verdient er inderdaad niet op. Voor ons zit het voordeel echt in bijdragen aan verduurzaming van de maatschappij. Vanuit de visie dat je maaltijden redt. In de milieuthermometer zit een component voeding, waarin ook wordt ingezet op het tegengaan van voedselverspilling. Daar kunnen we dit initiatief mooi aan koppelen.
Met de Milieuthermometer maken wij onze aandacht voor een duurzame bedrijfsvoering zichtbaar.
Mooie gedachte. Maar waarom bereiden jullie dan niet gewoon minder maaltijden?
Een van onze randvoorwaarden is dat we niet meer dan tien maaltijden op een dag aanbieden. Dan hebben we gewoon verkeerd ingekocht. Je kan niet altijd alles op drie maaltijden afmeten, maar het is zonde om dat restje weg te gooien. Medewerkers kunnen de boxen trouwens ook kopen.
Moet je de boxen wel eens weggooien?
We verkopen 80% van onze boxen! Landelijk is dat verkoopcijfer trouwens 95% dus we doen ons best om dat bij ons te verhogen.
Het is dus aan te raden voor andere zorgorganisaties?
Absoluut! Je moet kijken hoe de app bij de processen op de locaties past. Wij bieden op een aantal locaties tafeltje dekje aan, en op die locaties werken we ook met de app.
We gaan het in de toekomst wellicht over alle locaties van Mijzo uitrollen, maar daarvoor moeten we eerst nog testen met het verkopen van warme maaltijden. Aan de slag dus! 😊
Toen de opa van Tom van Eijk (35) ouder werd en minder makkelijk zelf naar buiten kon, merkte hij dat ook zijn sociale netwerk steeds kleiner werd. Tom en zijn familie zochten voor hem een maatje om leuke dingen mee te doen en te ondersteunen bij alledaagse activiteiten. Geïnspireerd door zijn opa bedacht Van Eijk Stichting JOW!, een initiatief om jongeren aan ouderen te koppelen om samen activiteiten te ondernemen. Marco van Alderwegen gebruikt het systeem op verschillende locaties van Zonnehuisgroep IJssel-Vecht. ‘Het inzetten van jongeren in de ouderenzorg past heel goed bij ons.’
Jongeren melden zich aan via de app van JOW! en worden gekoppeld aan verzoeken die door medewerkers van zorgorganisaties worden gedaan. Bijvoorbeeld om aan te sluiten bij groepsactiviteiten of om met individuele senioren wat te ondernemen. Nadat jongeren persoonlijk kennisgemaakt hebben met een medewerker van JOW! kunnen zij in de app reageren op openstaande verzoeken. Tom: ‘Op basis van het aantal afgelegde bezoeken behalen jongeren bepaalde mijlpalen, waarvoor ze leuke kortingen en cadeautjes ontvangen. Jongeren starten als ei, en groeien via onder andere mier, hond en gorilla uit tot Dinjowsaurus: het ultieme symbool van de oudheid. Zo willen we jongeren een extra impuls geven.’
Voor de inzet van het systeem en de jongeren betalen zorgorganisaties een eigen bijdrage, jongeren ontvangen een vrijwilligersvergoeding. Het matchingssysteem is ook beschikbaar voor thuiswonende ouderen die een maatje zoeken om samen activiteiten te ondernemen.
Het begon allemaal bij Zonnehuisgroep IJssel-Vecht. Van Eijk liep binnen en vroeg naar iemand die op het gebied van welzijn activiteiten coördineerde. En met resultaat: ‘Binnen een kwartier zat ik aan tafel en kreeg ik te horen dat ik mijn idee daar mocht gaan testen.’ Tien senioren waren bereid om voor een periode van een aantal maanden mee te werken. Van Eijk: ‘Daarna breidden we uit en sloten steeds meer ouderen en jongeren zich bij ons aan. Dat leidde tot het ontwikkelen van onze app, omdat het matchen via mail of Whatsapp te tijdrovend was. De app helpt ons bij dat proces.’
Marco van Alderwegen noemt het een marktplaats: ‘Je hebt veel mensen nodig en je moet ze koppelen aan bepaalde diensten. Daarvoor is deze app heel handig; een marktplaats voor vrijwilligerswerk en jonge vrijwilligers.’
Marco van Alderwegen was na zijn kennismaking met Stichting JOW! al snel enthousiast. ‘Ik vond het mooi dat Tom en zijn compagnon Joost een initiatief hadden waarbij je de jongere generaties in gaat zetten in het werk van de ouderenzorg, wat ook heel erg past bij onze gedachte.’
Van Alderwegen: ‘We zijn in onze organisatie een beweging aan het maken van zorg naar leven. Wij zeggen: ‘niet de zorg en de behandeling staat voorop, maar het leven staat voorop.’ Mensen verhuizen naar ons toe en dan is het belangrijk dat het leven zoveel mogelijk gecontinueerd blijft. Behandeling en verpleging is ter ondersteuning daaraan. Jongeren zijn een goede aanvulling op de professionals die daarvoor geschoold zijn. Bovendien kunnen generaties elkaar echt helpen, en kunnen er mooie vriendschappen ontstaan, die het leven werkelijk verrijken.’
Het initiatief stimuleert jongeren om zichzelf maatschappelijk actief op te stellen. Van Eijk ziet ook voordelen met het oog op de toekomst. ‘Jongeren kunnen via Stichting JOW! op een laagdrempelige manier kennismaken met de ouderenzorg. Zo kunnen ze onderzoeken of het werken in de zorg bij hen past en een bewuste keuze maken voor een vervolgstudie of toekomstige loopbaan.’
In november won JOW! de Jo Visser Award, een award die staat voor waardevolle ontmoetingen tussen jong en oud en het verbinden van generaties. Ook kregen ze een subsidietoekenning om in 2021 in de Achterhoek verder uit te breiden. Van Eijk: ‘Onze droom is om zoveel mogelijk matches tussen jongeren en ouderen te maken en ons initiatief landelijk uit te rollen. We zoeken daarom tien zorgorganisaties die met ons matchingssysteem aan de slag willen. Het systeem kan ook ondersteunen in het (lokaal) werven van andere vrijwilligers, die via de app gekoppeld kunnen worden aan openstaande diensten.’
ActiZ en Dutch Design Foundation werken sinds een aantal maanden samen aan een unieke ontwerpopdracht. Aan verschillende ontwerpers is gevraagd om aan de slag te gaan met het maatschappelijke vraagstuk voor de zorg van ouderen. Inmiddels zijn twee ontwerpbureaus geselecteerd die met veel enthousiasme de volgende stap gaan zetten. Leonie Ruizendaal, communicatie bij ActiZ, appt met Ronald Schmidt, vice-voorzitter ActiZ en betrokken bij deze bijzondere samenwerking.
Leonie Ruizendaal (Junior Communicatieadviseur) spreekt erover met Ronald Schmidt (Vice-voorzitter ActiZ).
ActiZ en Dutch Design Foundation werken sinds een aantal maanden samen aan een unieke ontwerpopdracht. Aan verschillende ontwerpers is gevraagd om aan de slag te gaan met het maatschappelijke vraagstuk voor de zorg van ouderen. Inmiddels zijn twee ontwerpbureaus geselecteerd die met veel enthousiasme de volgende stap gaan zetten. Leonie Ruizendaal, communicatie bij ActiZ, appt met Ronald Schmidt, vice-voorzitter ActiZ en betrokken bij deze bijzondere samenwerking.
Leonie Ruizendaal (Junior Communicatieadviseur) spreekt erover met Ronald Schmidt (Vice-voorzitter ActiZ).
Hi Ronald, een interessante samenwerking tussen ActiZ en Dutch Design Foundation 🤝 Hoe ziet het er precies uit?
Hoi Leonie, ja ik ben ook erg blij met deze samenwerking!
Dutch Design Foundation heeft twee ontwerpbureaus gezocht die samen met ons op zoek gaan naar oplossingen voor twee vragen:
1️⃣ Hoe kunnen wij in de maatschappij ervoor zorgen dat wederkerigheid tussen diverse generaties ontstaat? 2️⃣ Wat als er woonvormen in de wijk/stad/gemeente zijn waar mensen van alle leeftijden soepel kunnen wonen, leven, verhuizen en zorg en ondersteuning krijgen. Hoe ziet dat eruit?
In de denkkamers hebben we de eerste ervaring opgedaan met ontwerpers. Je merkt dat ontwerpers op een hele andere manier naar de vraagstukken kijken dan wij. Zij hebben ook al ervaring met andere sectoren en andere maatschappelijke vraagstukken
Ontwerpers denken vanuit een creatieve invalshoek: ze denken in oplossingen. Daarmee hebben we een nieuwe frisse blik op de zorg voor ouderen gekregen
De ontwerpers gaan in de komende periode met ouderen, ActiZ-leden, andere ontwerpers, maar ook met mensen van verschillende generaties verkennen wat nou de oplossing zou kunnen zijn
In creatieve sessies krijgen deelnemers vragen voorgelegd die in eerste instantie niet aan het ouderenzorg vraagstuk gekoppeld zijn. Ze zetten je echt een beetje op het verkeerde been 😉 En vanuit dat verkeerde been ga je op andere manier nadenken
Dat hopen we 😊 Maar dat is het leuke aan een black box: Je stopt er iets in en weet niet wat eruit komt
Ik zou het fantastisch vinden als er een paar oplossingsrichtingen uitkomen waarmee we kunnen bijdragen aan een maatschappij waarin jongeren en ouderen met elkaar én voor elkaar die toekomst in gaan
En ik zou het ook fantastisch vinden als we in het vraagstuk van huisvesting van ouderen ook een paar ingrediënten krijgen die helpen om dat te versnellen
Dat klopt! De Dutch design week is een prachtige uitkomst om de resultaten hiervan te delen met heel Nederland. Dat wordt echt door een breed publiek gevolgd. Ik hoop dat alle sectoren die ook aan deze week bijdragen worden getriggerd door dit vraagstuk
Jazeker, en weet je waarom?
De ontwerpers zijn allemaal twintigers. En om die generatie bezig te zien met dit vraagstuk, waar zij feitelijk nog niet mee te maken hebben. Dat geeft zo’n boost aan energie. Zij denken echt in oplossingen en maatschappelijke verandering. Ik heb er ontzettend veel zin in! 💪
‘Meer dan 10 jaar geleden begonnen we met het bouwen van een nieuwe locatie, De Elshof in Anna Paulowna. Het was destijds de bouwcoördinator die mij heeft overtuigd van het belang van duurzaamheid’, vertelt Groenendijk met een glimlach. ‘Het was de start van mijn professionele interesse voor het thema. De Elshof – een locatie met kleinschalig wonen voor ouderen met dementie – opende uiteindelijk in 2014 de deuren, daarmee had woonzorggroep Samen haar eerst duurzame locatie. Gasloos, veel zonnepanelen en goede isolatie.’
In de loop der jaren is het onderwerp de duurzaamheid steeds prominenter geworden. Dat zie je onder andere bij de wet- en regelgeving die bepaalde duurzaamheidsmaatregelen vereisen. ‘En dat is goed’, benadrukt de bestuurder. ‘Maar als zorgorganisatie moet je niet verduurzamen om een vergunning te krijgen, maar omdat je het thema klimaat belangrijk vindt. Ik ben ook persoonlijk gedreven voor het onderwerp. Mijn dochter promoveert op dit moment op een klimaatonderwerp, daarmee word ik ook thuis met m’n neus op de feiten gedrukt. De sky is niet de limit.’
Er te weinig bestuurlijke aandacht voor het thema duurzaamheid, vindt Groenendijk. Zoals bij veel nieuwe onderwerpen moet de raad van bestuur overtuigd zijn van het belang ervan. Ook binnen ActiZ was het een opgave om voldoende bestuurders enthousiast te maken voor het onderwerp, vertelt hij.
‘Gelukkig is sinds kort duurzaamheid verankerd in het ActiZ beleid (visie duurzaamheid). We kunnen er nu echt werk van maken. ActiZ moet uitdragen dat we het onderwerp als sector heel belangrijk vinden. In 2019 heeft ActiZ zich verbonden aan de Green Deal Duurzame Zorg. Wij hebben deze ook als individuele zorgorganisatie ondertekend, om kennis te ontsluiten en te laten zien welke maatregelen we treffen.’
Zorgmedewerkers zullen volgens Groenendijk ook steeds vaker kiezen voor een organisatie die duurzaamheid echt serieus oppakt. ‘Duurzaamheid maakt je als werkgever aantrekkelijk. Daarnaast vinden ouderen het onderwerp ook belangrijk. De generatie ouderen die nu bij ons woont, heeft Nederland na de oorlog weer opgebouwd. Zij zijn zich ervan bewust dat de jongere generatie nu weer de krachtsinspanning moeten leveren om het land leefbaar te houden.’
‘Veel zorgorganisaties zien duurzaamheid als iets extra’s, maar het moet een essentieel onderdeel van ons denken worden. Die stap moet nog gemaakt worden en dat zie ik als de grootste uitdaging. Binnen Woonzorgroep Samen werken we er aan om duurzaamheid in ons systeem te hebben zitten. Er wordt bij belangrijke besluitvorming altijd op getoetst.’ Sinds 2015 is het onderdeel van de meerjarenstrategie.
‘We hebben een projectstructuur waarbij het onderwerp over de hele organisatie aandacht krijgt’, gaat Groenendijk verder. ‘Zo is niet alleen de adviseur duurzaamheid betrokken, maar juist ook MT-leden, teamleiders en medewerkers van zowel zorg als facilitair. Vanuit verschillende invalshoeken wordt meegedacht en dat werpt zijn vruchten af. Jong of oud, in de top en op de werkvloer, er is eigenlijk in ieder team wel een aantal mensen die goede ideeën hebben over duurzaamheid.’
Samen heeft een strategisch huisvestingsplan gemaakt en daar de duurzaamheidsagenda aan gekoppeld. ‘Middels de routekaart duurzaamheid hebben we een plan tot 2050 gemaakt om de klimaatdoelstellingen te halen. Als zorgorganisatie moet je voornamelijk bij nieuwbouw of grootschalige renovaties extra maatregelen nemen om het gebouw zo energiezuinig mogelijk te maken.’
Ouder vastgoed is veel moeilijker te verduurzamen. Natuurlijk moet je daar de Erkende Maatregelen met korte terugverdientermijnen wel gewoon doen. Uiteindelijk zullen wij van ouder vastgoed afscheid nemen.’
Toch blijft Groenendijk bescheiden. ‘Wij doen echt niet alles goed hoor. Je merkt bij veel onderwerpen dat de keten nog niet sluitend is, dat is een grote opgave. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om het scheiden van PMD-afval of incontinentiemateriaal. Afvalverwerkers zijn nog niet in staat om dit afval apart op te halen en daar restproducten van de maken.’
Een initiatief voor recycling vraagt voldoende (zorg)organisaties die in staat zijn om afval te scheiden. Maar wij scheiden nog niet optimaal omdat een aantal afvalstromen nog niet verwerkt kunnen worden tot bruikbare materialen. Dat is een kip/ei discussie die we niet alleen kunnen doorbreken. Om de keten sluitend te maken, hebben we steun van de politiek hard nodig.’
‘De vijf locaties van zorgorganisatie Amaliazorg zijn allemaal kloosters (of zijn dit geweest). Een van de locaties is Hof van Bluyssen in Asten. In het klooster woonden van oudsher alleen Missiezusters Franciscanessen. ‘De zusters zorgden vroeger voor de kwetsbaren – zoals mensen met een verstandelijke beperking – in de samenleving’, vertelt Hendrikse. ‘Nu het aantal zusters steeds meer afneemt, zijn de kloosters steeds meer opengesteld voor traditionele verpleeghuiszorg voor ouderen waar iedereen welkom is. Ook in onze huizen wonen steeds meer ‘leken’ en steeds minder zusters. Maar in de geest van de zusters is het mooi dat we hun klooster opnieuw gaan gebruiken om kwetsbaren in de samenleving te helpen.’
Mariska Slegers: ‘Een aantal jaar geleden hebben we al lijntjes uitgezet bij ORO. Een paar maanden geleden hebben we hen weer opgebeld om de samenwerking te intensiveren. Al snel werd duidelijk dat ORO op zoek was naar extra huisvestiging voor mensen met een verstandelijke beperking.’ Hendrikse vult aan: ‘Ik geloof bestuurlijk heel erg in ‘samenwerken’. Ik heb al meer ervaring met de combinatie van doelgroepen en het levert altijd wat moois op. En met Jan Roeloefs, bestuurder van ORO, had ik gelijk een goede klik.’
‘We creëren nu ruimte in het gebouw, zodat er twaalf cliënten van ORO kunnen wonen. ORO is ook erg enthousiast. Dat snap ik wel, want Hof van Bluyssen is een prachtige locatie met een mooie tuin. En bovendien ook nog midden in het centrum.’, aldus Hendrikse. ‘De zusters zijn ook erg blij met de intentieverklaring. Het zit in het hart van onze zusters om te zorgen voor de ander’, benadrukt Slegers. ‘En ook in dat van ons’, vult Hendrikse aan. ‘Wij willen graag dat kwetsbare mensen in de samenleving mee kunnen blijven doen.’
Hendrikse is erg blij met de samenwerking: ‘Mensen met een verstandelijke beperking en ouderen hebben vaak een chemie. Ouderen komen in de laatste fase van hun leven in een verpleeghuis. Mensen met een verstandelijke beperking geven echt andere energie in een verpleeghuis, waar ouderen komen in de laatste fase van hun leven. Zij zijn niet bezig met de dood. Dit geeft meer kleur en gezelligheid aan het leven van bewoners.’
Slegers licht het verder toe: ‘We zien de chemie al in onze wasserij. Daar werkt een medewerker met het Syndroom van Down en een bewoner met dementie. Zij begrijpen van elkaar dat het opvouwen van de was soms anders gaat dan je gewend bent. We zien dat de medewerker en bewoner het positieve gevoel ervaren om mee te kunnen doen aan het werkproces. Dat geeft een fijne invulling van hun dag.’
‘Het is nog niet helemaal duidelijk welke doelgroep van ORO bij ons komt wonen. Het zijn in ieder geval mensen met een verstandelijke beperking die begeleid wonen nodig hebben. Het is de bedoeling dat zij op de locatie ook dagactiviteiten doen en onder begeleiding werken in bijvoorbeeld onze keuken of wasserij’, legt Hendrikse uit.
‘ORO levert zelf de dagelijkse zorg aan hun cliënten, maar we zoeken wel de samenwerking op in bijvoorbeeld de nachtzorg. Daar gaan we indien nodig ook de medewerkers van Amaliazorg in scholen. Sommige medewerkers vinden het wel spannend dat een nieuwe doelgroep op de locatie komt. Maar iedereen ziet er wel de meerwaarde van in.’, aldus Slegers. Hendrikse: ‘Ik denk dat de diversiteit in het werk voor de medewerkers ook erg aantrekkelijk is. Wellicht weten we mensen daardoor nog meer te binden en te boeien.’
Slegers: ‘Beide groepen kunnen veel van elkaar leren. Mensen met een verstandelijke beperking worden ook ouder en krijgen soms te maken met dementie. Wij hebben daar expertise in en kunnen ORO daarin ondersteunen. Maar wij kunnen ook veel leren van hen. Medewerkers van ORO gebruiken vaak hulpmiddelen om mensen beter te begrijpen, dat kunnen wij gebruiken bij bewoners met dementie. Voor onze bewoners en medewerkers echt een meerwaarde. We hopen dat binnen nu en een jaar de eerste cliënten in het klooster komen wonen. De bovenverdieping wordt verbouwd, deze is erg verouderd’, aldus Slegers. Hendrikse: ‘Amaliazorg huurt het vastgoed van gebouweigenaar Lister Building. Het is de bedoeling dat ORO ook van hen gaat huren en met hen afspraken maakt over de verbouwing. Als Amaliazorg hebben wij ook de wens om nog verder uit te breiden op locatie.’
Slegers heeft veel ideeën over deze nieuwe samenwerking: ‘Ik wil graag een dierenboerderij realiseren, waarbij de cliënten van ORO de dieren kunnen voeden en de hokken kunnen verschonen. De bewoners van Amaliazorg kunnen een bezoekje brengen aan de dieren, maar ook mensen van buitenaf.’ Ook Hendrikse blijft ambitieus ‘We dromen nog veel verder. We willen in het restaurant mensen met dementie of een verstandelijke beperking laten werken zodat ook die plek een zinvolle dagbesteding wordt.’
Slegers gaat verder: ‘Het lijkt mij ook fantastisch als over een tijd de ouders op leeftijd van cliënten met een verstandelijke beperking bij ons beschermd kunnen wonen, onder hetzelfde dak als hun kind.’ Hendrikse: ‘De eerste stap is het ondertekenen van de intentieverklaring en het realiseren van woonruimte voor de cliënten van ORO op de locatie. Vanuit daar gaan we verder dromen en deze dromen vervolgens realiseren.’
Meer vertrouwen in de zorgprofessional, minder werken vanuit protocollen. Dat is volgens Jet Bussemaker één van de oplossingen voor de toekomst van de zorg voor ouderen. De voorzitter van de Raad van Volksgezondheid praat erover in de podcast Over Morgen, samen met millennial Talitha Muusse. Wat betekent het als er straks meer ouderen dan jongeren zijn? En hoe is dat voor de verschillende generaties in Nederland? Bussemaker en Muusse concluderen: er moet worden gewerkt aan een langetermijnvisie over de toekomst van ouder worden.
Als voormalig staatsecretaris van VWS en voorzitter van de Raad van Volksgezondheid (RVS) is de zorg voor Jet Bussemaker bekend terrein. Maar ook als hoogleraar aan de Universiteit Leiden houdt Bussemaker zich nog altijd bezig met de zorg van nu en straks. In de podcast Over Morgen spreekt zij hierover met Talitha Muusse. Muusse vindt dat we fundamenteler naar het vraagstuk moeten kijken. ‘De balans tussen werkenden en niet-werkenden in Nederland verandert. Dat betekent iets voor de solidariteit’, stelt Muusse. Bussemaker is het daar roerend mee eens: ‘De grote beslissingen over de toekomst gaan over politieke termijnen heen.’
Er wordt nog te weinig gedaan met de betrokkenheid van jongeren, vinden Muusse en Bussemaker. Volgens de RVS-voorzitter moet hier wel op lange termijn over worden nagedacht. Bussemaker ziet een oplossing in de vorm van een missie. ‘Zo’n missie kan gaan over de organisatie van de ouderenzorg. Vanuit die missie werken meerdere partijen aan hetzelfde doel, en met kleine stapjes kom je steeds dichterbij waar je naartoe wilt’. Tijdens de podcast bedenken Bussemaker en Muusse ‘de missie intergenerationale zorg’. Oftewel: meerdere generaties zijn medeverantwoordelijk voor de ouderenzorg. Bussemaker licht toe: ‘Er zijn nu nog veel obstakels, waardoor het op de korte termijn niet aantrekkelijk is om voor ouderen te zorgen. Dat kan anders.’
Podcast Over Morgen
Praten over ouder worden blijken Nederlanders niet snel te doen. Maar in deze podcast wel. In de eerste vijf afleveringen verkent podcasthost Jeroen Westermann de uitdagingen en oplossingen van de zorg van morgen vanuit verschillende perspectieven. Hij spreekt innovatiespecialisten, millennials, babyboomers en (zorg)bestuurders. Zijn conclusies? We moeten meer gaan samenwerken, blijven innoveren en verschillende soorten kennis en inzichten met elkaar verbinden. En jong en oud laten versterken. Daarover spreekt Westermann in de de zesde en laatste aflevering met Jet Bussemaker en Talitha Muusse.
In de podcast kijkt Bussemaker terug op de zorg van vroeger en welke maatschappelijke ontwikkelingen, ook in de politiek, de zorg hebben veranderd. Ook Muusse ziet dat veel is veranderd. ‘Vanuit individueel perspectief is de zorg nu beter dan 20-30 jaar geleden. Maar het gemeenschappelijke perspectief is een uitdaging.’ Bussemaker beaamt dit: ‘We leven in een netwerksamenleving’, vertelt ze, ‘maar de zorg is niet als netwerk georganiseerd.’ Volgens Bussemaker is het stimuleren van sociale netwerken rond de cliënt een eerste stap richting een goede zorg voor morgen.
Een andere belangrijke stap is meer vertrouwen in de zorgprofessional en minder werken vanuit protocollen, output of financiële prikkels. Bussemaker vertelt over het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat bepaalt wie recht heeft op welke zorg. ‘Het is het idee dat regelmatigheid het hoogste goed is en dat iedereen hetzelfde moet krijgen.’ Zij ziet dat anders: ‘Ik denk dat we in een samenleving leven waarin mensen verschillende behoeftes en situaties hebben. We moeten toestaan dat er meer verschil in type zorg kan zijn. De professionals moeten we daarin vertrouwen.’
Ook in het privéleven van Jet Bussemaker is de zorg altijd dichtbij geweest. Haar moeder was medisch analiste, haar opa huisarts. Toen haar ouders op latere leeftijd waren, was ze langere tijd fulltime mantelzorger. Dat deed ze graag, maar ze zag ook hoe ingewikkeld de regelgeving kan zijn. ‘In die tijd heb ik ook de complexiteit van de zorg aan den lijve ondervonden. Eerlijk gezegd ook de complexiteit van regelgeving waar ik zelf verantwoordelijk voor was. Een simpele woonaanpassing, bleek behoorlijk ingewikkeld.’
Millenial-expert Muusse herkent het zorgen voor elkaar in de privésfeer. Binnen haar familie is het al onderwerp van gesprek. Haar moeder komt uit Peru, waar het heel normaal is dat de hele familie bij elkaar woont. Talitha: ‘Er wordt wel van mij verwacht dat ik straks voor mijn ouders zorg. Maar de voorwaarden om dat te kunnen doen, moeten wel goed worden georganiseerd. ‘In Duitsland bestaan al mooie voorbeelden van hoe ouderen en jongeren samenwonen en op elkaar letten. Dat kan ook een inspiratie voor ons zijn.’
Het ene moment ben je kelner in een Amsterdams café. Een halfjaar later werk je in een Amsterdams verpleeghuis met ouderen. Dit is het verhaal van Rodney Rijsdijk (44). Wat is er in de tussentijd gebeurd? Nadat in de tweede golf de horeca wederom moest sluiten, kwam Rijsdijk terecht in een branche waar hij voorheen nooit aan had gedacht. ‘Ik wist niet dat de horeca en de zorg zo erg op elkaar lijken.’
Rijsdijk kwam begin november in contact met Amstelring, verpleeghuisorganisatie in Amsterdam en omgeving. Hij kreeg de vraag van zijn bedrijfsleider of hij een baan in de zorg zag zitten. De rest is geschiedenis. We spreken hem achter zijn laptopscherm.
Naast Rijsdijk zit (digitaal) Ditteke Dercksen. Ze is HR-adviseur bij Amstelring en de vrouw achter deze samenwerking. ‘We merkten bij Amstelring een krapte op de arbeidsmarkt van verpleegkundigen en zorgpersoneel. En die blijf er voorlopig ook wel’, vertelt Dercksen. In de eerste golf werd dit tekort opgevangen met medische studenten en daarna met KLM-stewardessen. ‘Wat wij van KLM hebben geleerd is dat zij gastvrijheid hoog in het vaandel hebben staan. En dat je best op een andere manier naar bepaalde zorgtaken kan kijken.’
Afgelopen najaar las Dercksen een regionaal krantenbericht waarin horecapersoneel zorgorganisaties in Groningen hielp. Ze mailde gelijk naar de krant en binnen twee weken was alles rond. ‘Alle voorwaarden waarop we wilden samenwerken rond detachering was geregeld.’ De HR-adviseur belde de locatiemanagers van Amstelring. ‘We hebben mensen beschikbaar, kun je hier iets mee?’ Het antwoord luidde: heel graag! Binnen no time waren de eerste 40 mensen aan elkaar gekoppeld.
Rodney Rijsdijk had nog nooit een baan in de zorg overwogen, maar zag het wel zitten. Slechts onder een voorwaarde. Hij wilde naar De Klinker, een locatie van Amstelring. ‘Mijn opa woont in een aanleunwoning bij De Klinker en daar kom ik regelmatig.’ Die mogelijkheid was er. ‘Toen ik op mijn eerste dag bij De Klinker aankwam, had ik geen idee wat ik moest doen’, vertelt Rijsdijk lachend. ‘Ik dacht nog: waarschijnlijk word ik achter een bureau gezet, maar ik mocht gelijk een groep bewoners helpen met koffie en thee.’
Mensen uit de horeca kunnen op twee plekken terecht, legt Ditteke Dercksen uit. Een mogelijkheid is als gastvrouw/heer op locatie ter ondersteuning van de zorg op gebied van welzijn, maaltijdverzorging, etc. De andere mogelijkheid is als bezoekerscoördinator bij de voordeur: mensen ontvangen en ze eventueel uitleggen wat de coronamaatregelen zijn.
Rijsdijk werkt met een hechte groep bewoners. En zij zijn gek op hem. ‘Ik ben echt een ouwehoer. Ze vertellen allerlei verhalen aan mij. Dat vind ik zo leuk.’ Hij maakt dagen van ongeveer 15:30 uur tot 20:00 uur. Eerst zet hij koffie en thee voor de bewoners. Vervolgens gaat hij koken en met ze eten. Soms is nog tijd voor televisie of een spelletje. Elke dag komt een bewoonster naar Rodney toe en vraagt of hij niet weggaat wanneer de horeca weer opengaat. ‘Dan antwoord ik altijd: ik heb toch gezegd dat ik langskom.’
Het mooiste aan de zorg vindt de kelner de dankbaarheid. ‘Elke dag word ik uitgebreid bedankt, terwijl ik gewoon mijn werk doe. Dat is best bijzonder als je erover nadenkt.’ Ook werken de collega’s bij Amstelring ongelooflijk hard, aldus Rijsdijk. ‘Wat ik daarin heel knap vind, is het geduld wat ze hebben. Echt bewonderenswaardig. In de horeca ben je toch gewend om wat efficiënter, en dus sneller, te werken. Dercksen vult aan: ‘Een zorgorganisatie heeft een andere setting dan de horeca. De accenten in de zorg liggen anders. Maar de overeenkomst is dat in allebei de sectoren met mensen wordt gewerkt en dat maakt het werk boeiend en aantrekkelijk.’
Wat de horeca nu specifiek toevoegt aan de zorg, vindt hij lastig te beantwoorden. ‘Wat mij opvalt is dat het horecapersoneel heel goed de omgeving scant’, valt Dercksen hem bij. ‘Jullie zien gelijk of er een glas leeg is of wanneer iemand onderuitgezakt zit.’ Rijsdijk begint te lachen. ‘Ja dat is waar.’ De samenwerking met de collega’s gaat goed. De zorgtaken zijn nu zwaarder door corona. ‘Doordat ik nu bijspring, ontlast ik andere collega’s en hebben zij meer tijd voor de zorgtaken met bewoners.’ Deze goede samenwerking gaat gepaard onder slechts een voorwaarde. ‘Ik werk niet als Ajax speelt’, lacht Rijsdijk hardop.
Op dit moment is Dercksen in contact met het Rode Kruis, om straks als de horeca weer opengaat te investeren in eventueel langere contracten. Daarnaast opent Amstelring twee leerafdelingen, waar mensen zoals Rodney ook worden opgeleid voor een baan in de zorg.
En de toekomst van Rijsdijk? ‘Als je tegen mij een jaar geleden had gezegd dat ik in de zorg zou werken, had ik je zelf naar een verpleeghuis gestuurd’, vertelt hij met een grote glimlach. Maar hij sluit zeker niet uit dat hij in de zorg gaat werken. ‘Ik heb het serieus overwogen en ben ook geïnteresseerd in het opleidingstraject vanuit Amstelring. Ik houd ervan om voor mensen te zorgen: of dat nu de horeca of in de zorg is.’
‘Hectisch is een goed woord’, vertelt Maike Pluijmakers-Chermin. ‘Ik denk dat alle emoties wel een beetje zijn langsgekomen. Woensdagavond, de avond voor onze dienst, werden we geappt door collega’s dat er veel water was. Toen zijn we gelijk gaan schakelen.’ Remi Janssen vult aan: ‘De volgende ochtend zijn wij om 6.30 uur begonnen om alles zo goed mogelijk te regelen. Toen we concreet wisten hoe de situatie was, zijn we met een team bij elkaar gekomen om een concreet plan te maken. Hoe gaan we dit organiseren? En met welke collega’s?’
‘Sommige collega’s konden namelijk zelf het huis niet uit. Andere collega’s die in het centrum van Valkenburg wonen, lukten het wel om op locatie te helpen. Uiteindelijk is besloten om alleen medisch noodzakelijke zorg te verlenen aan onze cliënten. Collega’s die daar ter plekke waren, hebben die zorg verleend en ons continue op de hoogte gehouden. Zij stonden echt tot hun knieën in het water. Maar op sommige plekken kon je gewoon niet komen, daar was het té gevaarlijk. Het leger en de politie heeft het op die plekken overgenomen of zijn soms samen met ons naar cliënten gegaan. Ook met hen was goed contact.’
Janssen: ‘Maike en ik kwamen zelf Valkenburg niet in. Maike kwam überhaupt haar huis niet uit. Ik zat met collega’s in een soort van mini-commandocentrum om met iedereen contact te houden.’ Maike Pluijmakers-Chermin vult aan: ‘Het lastige was dat overal de stroom was uitgevallen. Veel cliënten konden we niet bereiken. Dus dan moet je op andere manieren achterhalen of het goed met iedereen gaat. We hebben veel contact gehad met familie en buren. Maar ook collega’s die op locatie waren en ons belden: Woont hier nog een cliënt van jullie? Oke, dan ga ik kijken.’
Pluijmakers-Chermin: ‘Je voelt je soms best wel machteloos. Natuurlijk staat je eigen veiligheid voorop en wil je je team niet in gevaar brengen, maar je wilt zo graag de mensen helpen.’ Janssen gaat verder: ‘Je zorgverlenershart gaat echt sneller kloppen. Soms moesten we zelfs onze collega’s een beetje beschermen tegen zichzelf. Dan gingen ze gebieden in waar ze eigenlijk niet mochten komen. Zo graag wilden zij iedereen helpen. Toen moesten we echt zeggen: Het is hier niet veilig. Wij regelen met de veiligheidsdiensten dat die cliënten worden gered.’
Pluijmakers-Chermin: ‘Toch wel de angst bij de cliënten. Ik zag op een gegeven moment een filmpje van een legerauto waar een cliënt van ons instapt. Zij stapt die auto uit en je ziet echt de angst in haar ogen. Dat is mij erg bijgebleven. Maar ook de angstige telefoontjes van cliënten en familie. Je probeert toch zoveel mogelijk een luisterend oor te bieden en te helpen voor zover het kan.’
Janssen: ‘Bij mij springt ook de snelle manier van handelen eruit. Dat we echt als team met elkaar (deels op afstand) afspraken hebben gemaakt om zo snel mogelijk iedere cliënt te helpen. Met zowel collega’s van andere teams, maar ook met de brandweer en politie.’
Pluijmakers-Chermin: ‘Sommige cliënten waren tijdelijk opgenomen in een zorgorganisatie. Anderen verbleven bij familie of in een hotel. Veel bewoners zijn inmiddels weer thuis. Maar er zijn wel gebreken in die woningen. In sommige woningen doet bijvoorbeeld de lift het niet. Ik denk dat we na deze week pas inzichtelijk krijgen hoeveel mentale schade het de mensen heeft gebracht. Sommigen deed het zelfs denken aan de oorlog. Ik maak mij daar wel ernstig zorgen over. Dat na deze week de mentale klap binnenkomt.’
Janssen: ‘We werken momenteel veel samen met gemeenten en welzijnswerk. Er is bijvoorbeeld een loket opgestart waar mensen hun vragen kunnen stellen over de overstroming. Daar zijn wij ook onderdeel van. Afgelopen maandag hebben we met al bovenstaande partijen samengezeten om te kijken hoe we dit verder gaan oppakken. Vanuit allerlei plekken, zoals Brabant en Overijssel, willen mensen komen helpen. Dat is heel mooi om te zien. Onze focus ligt nu echt op onze cliënten. En dan met name de cliënten zonder sociaal netwerk. Kunnen wij hen bijvoorbeeld helpen om dingen te regelen voor de verzekering? Of gewoon een luisterend oor bieden. Je wilt er nu echt voor die ander zijn.’
Woonzorggroep Samen biedt thuiszorg, specialistische zorg, verzorgd wonen en revalidatiezorg in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon in Noord Holland. Eveline Jonkers en Susan Slijkhuis werken er respectievelijk als teamleider en wijkverpleegkundige. Jonkers zorgt voor de coaching, ondersteuning en aansturing van drie zelfstandige thuiszorgteams. Slijkhuis is de spin in het web rondom de cliënten en indiceert, organiseert en coördineert de zorg binnen haar team.
’Ik herinner me van die eerste periode in maart vorig jaar vooral de vele verschillende emoties bij cliënten en medewerkers. Angst, boosheid, onbegrip, verwarring en onzekerheid. Wat gebeurt hier allemaal en hoe kan dat nou?’, aldus Slijkhuis. Jonkers zag ook de eenzaamheid toenemen. ‘Cliënten kregen eerst te maken met minder bezoek en later zelfs met sluitingen, terwijl medewerkers veel meer digitaal en op afstand gingen werken.’ Al snel moesten ze noodscenario’s maken om de zorg op verantwoorde wijze af te kunnen schalen. ‘Dat is echt een laatste redmiddel maar soms moesten we wel. Vooral omdat we de bezetting niet altijd rond konden krijgen,’ aldus Jonkers.
Afschalen in de praktijk betekende bijvoorbeeld minder ondersteuning bij het douchen. Gelukkig werd dat vaak tijdelijk overgenomen door familie of mantelzorgers. ‘Die zijn sowieso al goud waard maar in het afgelopen jaar helemaal. Zonder hen hadden we het niet gered,’ aldus Slijkhuis. Volgens haar is de insteek bij Samen altijd geweest om de situatie zo stabiel mogelijk te houden voor de cliënten. ‘Dat was vooral in het begin lastig omdat alles anders, nieuw en onzeker was. Bij de tweede golf waren we beter voorbereid.’
Die betere voorbereiding was onder meer te danken aan de goede samenwerking tussen de verschillende zorgorganisaties in Noord-Holland. ‘Van de werkvloer tot de bestuurskamer zoeken we elkaar regelmatig op om ideeën, ervaringen en oplossingen uit te wisselen. Van het mondkapjesbeleid en de inzet van medewerkers tot digitale innovaties en de lobby richting Den Haag. Deze kruisbestuiving tussen ‘concullega’s’ is zeer waardevol en willen we ook na corona graag voortzetten.’
En er waren nog meer lichtpuntjes. Zo is de saamhorigheid tussen medewerkers volgens Jonkers groter dan ooit. ‘Mensen staan elkaar echt in raad en daad bij.’ Slijkhuis ziet ook dat technische innovaties zoals het beeldbellen en de medicatiedispenser met automatische melding een hoge vlucht hebben genomen.
‘Het is erg mooi dat de versnelde digitalisering van bepaalde werkprocessen de latente angst daarvoor bij vooral oudere medewerkers heeft weggenomen. Ze kwamen erachter dat ze wel degelijk digitaal kunnen werken en vinden het vaak nog leuk ook.‘ Ook dat is belangrijk voor een toekomst met veel ouderen en minder zorgmedewerkers en mantelzorgers.
Annie en Wim Ris zijn 77 en 81 jaar, wonen in een chalet in Dirkshorn en maken al jaren gebruik van Thuiszorg Samen. Wim speelde ooit in de A1 van Ajax en is een echte overlever. Hij is al jaren verlamd aan zijn rechterkant en heeft ook blaaskanker gehad. ’Na een aantal chemokuren was ik volgens de artsen uitbehandeld en stuurden ze me naar een hospice.’ Iets te snel bleek later, want na zeven weken keerde Wim weer terug naar zijn chalet.
Wim en Annie zijn vol lof over de thuiszorg van Samen. ‘Ze komen Wim ’s ochtends, en nu ook tijdelijk ’s avonds helpen met onder meer douchen en aankleden. Dat doen ze met veel liefde, aandacht en geduld. En ik kan daardoor af en toe ook even mijn rust pakken. Geweldig toch?
Het afgelopen jaar kwamen ze vanwege corona soms wat minder, maar dat heb ik samen met mijn dochters opgevangen.’ Wim en Annie hebben nooit overwogen om naar een woonzorgcentrum te verhuizen. ‘Ben je gek, we wonen hier veel te fijn dus we blijven.’ Met dank aan Annie, hun dochters en de thuiszorg.
Eind goed al goed zou je denken, maar toen brak Wim zijn heup. ‘Sindsdien laat ik hem niet meer alleen naar het toilet gaan. Maar ik heb hem wel verteld dat ik hem de volgende keer laat liggen,’ zegt Annie lachend. Ze meent er niets van want na alle ziekten en ongemakken leven ze samen tevreden in hun ‘reservetijd. ‘Met alles wat wij al hebben meegemaakt, viel het afgelopen coronajaar best mee. We missen alleen de terrassen. Zodra die weer opengaan, zitten we er meteen.’
Het afgelopen jaar moest de bezetting bij Samen soms anders worden ingericht maar bleef de zorgverlening toch grotendeels doorgaan. Dit heeft volgens Jonkers en Slijkhuis vooral te maken met de onvermoeibare inzet van alle medewerkers. ‘Iedereen was altijd bereid om een tandje bij te zetten. Soms zelfs ten koste van de werk-privé balans. Ook dat moeten we blijvend in de gaten houden. Je moet regelmatig tegen een collega zeggen: en nu neem je vrij om weer even op te laden.’
De grote inzet en loyaliteit van veel wijkverpleegkundigen is volgens beiden zowel een zegen als een vloek. ‘Medewerkers doen alles voor hun cliënten maar komen nog te weinig voor zichzelf en de thuiszorg op. Ze protesteren ook niet op het Malieveld want dan hebben ze het gevoel dat ze die cliënten in de steek laten.’
Wat hen betreft kan de thuiszorg heel goed een boegbeeld als Diederik Gommers gebruiken. ‘Bij partijen als de overheid, het algemeen publiek, ziekenhuizen, maar ook ouderen zelf, is de positie, de rol en de meerwaarde van de thuiszorg vaak nog onduidelijk. Thuiszorg is al zo lang veel meer dan alleen maar wassen en aankleden.’
En dat terwijl de wijkverpleging volgens Jonkers en Slijkhuis cruciaal is in het beleid van de overheid om ouderen langer zelfstandig thuis te laten wonen. ‘Zonder thuiszorg is daar absoluut geen sprake van.’ Daarnaast kan de wijkverpleging de druk op de ziekenhuizen verlichten wanneer (corona) patiënten eerder naar huis mogen om daar te herstellen. ‘Maar dat vereist van de ziekenhuizen wel meer kennis, inzicht en inlevingsvermogen in ons werkveld. Ook dat is een grote wens voor de toekomst.’ Dit doet overigens niets af aan de grote waardering die Jonkers en Slijkhuis voor alle ziekenhuismedewerkers hebben. ‘Het applaus voor hen is volkomen terecht.’
Net als veel andere zorgsoorten staat dagbesteding onder druk in coronatijd. Hoe gaan zorgprofessionals hiermee om? Welke creatieve oplossingen bedenken zij binnen de beperkingen van de anderhalvemetersamenleving? ActiZ stelde hierover 5 vragen aan het duo Yvonne Gilijamse en Desiree van Vliet, teamleiders van de dagbesteding bij zorgorganisatie Laurens in Rotterdam.
‘Het was een grote verandering. Toen we onze dagbestedingslocaties moesten sluiten, zijn we begonnen met deelnemers en hun mantelzorgers te bellen. Sommige deelnemers werden al binnen een week in crisisstand opgenomen doordat het thuis niet meer ging zonder deelname aan de dagbesteding’, vertelt Gilijamse. ‘Normaal gesproken heb je acht crisissituaties in een jaar, nu in een week.’ ‘Daarom zijn na twee weken twee noodlocaties geopend voor cliënten en mantelzorgers bij wie het thuis niet ging’, gaat Van Vliet verder. ‘Het was voor ons een dilemma wie wel en wie niet in aanmerking kwam voor de noodopvang. We zijn hierbij uitgegaan van de kennis van onze professionals.’
‘Voor de deelnemers die thuis zaten hebben we allerlei dingen bedacht om contact te houden. Onze professionals ging op huisbezoek, we belden veel en maakten filmpjes’, vertelt Van Vliet enthousiast. ‘Ook werden boekjes rondgebracht met opdrachten voor thuis zoals puzzels, recepten, verhalen, knutselopdrachten en geheugentraining. Het verving dagbesteding op locatie natuurlijk niet, maar we zijn er zo creatief mogelijk mee omgegaan.’
‘Het was een grote opluchting voor zowel deelnemers, mantelzorgers als onze professionals toen we weer open mochten’, vertelt Gilijamse. ‘We zaten gelijk weer vol doordat deelnemers stonden te springen om weer te komen. De groepen zijn nu minder groot omdat de deelnemers meer afstand moeten houden. In het weekend zijn we extra opengegaan om meer plek te creëren.’
Gelukkig is iedereen inmiddels gewend aan het vele handenwassen en het dragen van een mondkapje’, vult Van Vliet aan. ‘We blijven nu wel met de deelnemers in onze eigen ruimte en zingen niet meer. Je merkt wel dat deelnemers de kleinere groepen en de afstand minder gezellig vinden. Ook voor mensen die verder in hun dementieproces zitten is het ingewikkeld. Ondanks de maatregelen hebben we een werkbare vorm gevonden door alle activiteiten zoveel mogelijk door te laten gaan, alleen met afstand.’
‘Er is maar een klein groepje deelnemers die uit angst niet naar de dagbesteding komt’, vertelt Van Vliet. ‘Hoe goed we alles ook inrichten, we kunnen niet voor 100 procent garanderen dat er geen besmetting is. We doen er alles aan om het virus buiten te houden en zetten in op goede hygiëne, maar er blijft altijd een risico.’
‘Gelukkig zien we wel dat hoe langer de crisis aanhoudt, hoe meer mensen terugkeren naar de dagbesteding’, gaat Gilijamse verder. Maar je ziet wel dat deelnemers erg achteruit zijn gegaan, zowel geestelijk als lichamelijk. ‘Deelnemers en hun mantelzorgers die angstig zijn proberen we vooral veel te bellen om uit te leggen wat voor maatregelen we nemen en te bespreken of het thuis nog gaat. Het is jammer dat we de mantelzorgers zo weinig kunnen zien, want via de telefoon is het toch moeilijker in te schatten hoe het met iemand gaat, maar we blijven bellen!’
‘De medewerkers gingen er flexibel mee om. Veel hebben geholpen op de cohort-afdelingen of in de verpleeghuizen’, vertelt Gilijamse. ‘Dit was heftig maar resulteerde ook in een leuke kruisbestuiving waar medewerkers van verschillende locaties van elkaar hebben geleerd. Aan sommigen werd zelfs gevraagd of ze konden blijven.’ Maar niet alles is positief, vertelt Van Vliet. ‘Het is een klus om de dagbesteding te organiseren qua personeel op dit moment. Elke dag is een puzzel. Er is een hoog verzuim door coronabesmettingen, maar ook door uitgestelde operaties, uitputting of stress. We plannen onze oproepkrachten fulltime in, maar weten niet hoe lang dit nog is vol te houden.’
‘Wij roepen al jaren hoe belangrijk dagbesteding is’, zegt Van Vliet. ‘Toen de vele crisisopnames tijdens corona duidelijk maakte dat veel mensen niet zonder dagbesteding konden, zag onze organisatie hoe belangrijk dagbesteding is voor onze mensen. De structuur op zo’n dag is heel belangrijk en wij doen meer dan mens-erger-je-niet en koffie drinken. Door dagbesteding kunnen mensen uiteindelijk langer thuis wonen. Daarnaast hebben onze collega’s die tijdelijk op andere (cohort)afdelingen hebben gewerkt, ook laten zien dat wij op een andere manier met het welzijn van cliënten omgaan. We denken dat dit voor meer verbinding en beter samenwerking tussen de dagbesteding en verpleeghuizen zorgt. Het is mooi dat het belang van de dagbesteding nu nog meer wordt erkent.’
Henk Kamp over hoe op korte termijn de toekomst van de ouderenzorg moet worden vormgegeven.
Lees ook: 10 uitgangspunten toekomstbestendige ouderenzorg.
ActiZ branchebeeld: medewerkers over werkbeleving.
John Bos over bestuurlijke afspraken wonen en zorg.
ActiZ: ‘Aan de slag met het SER-advies over de arbeidsmarkt in de zorg.’
Dutch Design Week en ActiZ gaan unieke samenwerking aan.
ActiZ tijd voor aandacht overhandigt aan Hugo de Jonge (lees ook de publicatie).
Vanaf vandaag is ActiZ ook te vinden op Instagram! Ga snel naar onze pagina en wordt geïnspireerd met verhalen uit de ouderenzorg. Samen met onze leden en volgers vertellen wij hét verhaal van een levendige sector.
Heeft u vragen, opmerkingen of suggesties? Stuur een mail aan communicatie@actiz.nl.
@ september 2021